Als je naar jonge kinderen kijkt, zie je hoe een mens primair is ingesteld. Wat de ‘basisinstelling’ is. Kleine kinderen hebben nog weinig gedachten over zichzelf, over anderen en over de wereld om hun heen. Ze houden zich bezig met wat er in het huidige moment gebeurt. Wat daar te zien, te horen, te voelen, te ruiken, te proeven en te ervaren is.
Ze zijn blij en enthousiast. Ze zijn ondernemend en proberen dingen uit. Ze zijn volop in beweging, eten wanneer ze honger hebben en vallen in slaap als hun lijfje dat nodig heeft. Ze ervaren korte heftige emoties. Verdriet als ze zich pijn doen. Boos als iemand iets afpakt. Blijdschap bij een spelletje kiekeboe. Die emoties komen en gaan als vanzelf.
Naar mate we ouder worden, lijkt dit te veranderen. Dat we basaal zijn ingesteld op welbevinden en gezondheid is niet meer vanzelfsprekend. Dit is verklaarbaar door de steeds grotere invloed van het denken. We leren hoe dingen horen. Wat goed en fout is. Wat netjes en slordig is. Dat anderen meningen over je hebben. Dat je gedrag wordt beloond of afgestraft. Hoe je met anderen om moet gaan. Je leert een bepaalde versie van hoe de wereld in elkaar zou zitten.
We leren de cruciale misvatting dat je bent wat je denkt. Wat je denkt lijkt jouw werkelijkheid te worden. We oordelen op basis van deze gedachten steeds meer over onszelf, over anderen en over de wereld om ons heen alsof het een statisch geheel is. We gaan denken dat welbevinden en gezondheid niet vanzelfsprekend meer zijn. Dat het dingen zijn waar we naar moeten streven.
Iedereen ontwikkelt zijn eigen set aan opvattingen. Daar kunnen ook hele bepalende opvattingen bij zitten, die grote invloed hebben op hoe je het leven ervaart: ‘Ik kan het niet. Ik ben niet goed genoeg. Ik doe er niet toe. Stress ervaren hoort bij deze baan. Fouten maken mag niet. Ik ben beschadigd door wat me is aangedaan. Mensen zijn niet te vertrouwen. Ik heb geen doorzettingsvermogen. De wereld is een nare plek. Ik ben niet creatief. Ik ben een slechte slaper.’
We zijn allemaal programmeurs die aan onze fabrieksinstelling hebben gesleuteld door wat we denken over onszelf, over anderen en over de wereld te programmeren als ’de werkelijkheid’. Bewust en onbewust.
We hebben onze eigen ideeën over hoe het is om in perfecte balans te zijn. Wat een goede ervaring is en welke ervaringen er niet mogen zijn. Als dit niet zo blijkt, komen er gedachten op gang dat het niet oké is en anders moet zijn dan het is. Dan ga je automatisch ook voelen dat het niet oké is. Wat je denkt wordt door je lichaam vertaald in een complete ervaring, inclusief bijbehorende gevoelens, emoties en lichamelijke sensaties.
Het manipuleren, afkeuren, willen veranderen van gedachten en de bijbehorende gevoelens kost super veel moeite en energie.
Er is of gaat niets fout of kapot in jou door de gedachten die je hebt. Je bent altijd oké en onaangetast, ook met een ongewenste gedachte die je in elke vezel van je lichaam voelt. Je hoeft ze niet te bevechten. Ze verliezen zo hun macht over jou en komt er ruimte voor een nieuwe gedachte en daarmee een nieuwe ervaring, geheel als vanzelf.
‘All we are is peace, love, and wisdom, and have the power to create the illusion that we are not.’(Jack Pransky)
Dit is hoe een jong kind zijn/haar gedachten nog volledig kan ervaren. Ze kunnen extreem verdrietig zijn of extreem boos. Toch is hun ervaring vloeiend. Het gaat als vanzelf zonder weerstanden tegen wat is. Ze bevechten hun gedachten niet, ze ervaren ze als ze komen en gaan. Ze blijven puur, nieuwsgierig, verwonderd en in het huidige moment. Ze veroordelen zichzelf, jou en de rest van de wereld niet. Besef dat ze in essentie precies hetzelfde zijn als jij. Je bestaat ook uit diezelfde fabrieksinstelling en hebt daarbij constant gedachten die komen en gaan. Gedachten die niet bepalen wie en hoe jij bent en nooit jouw fabrieksinstelling definitief kunnen wissen.